1934 No. 215. SCHEPEN EN VAARTUIGEN. Regeling van de bevoegdheden en werkwyze van den Raad voor de Scheepvaart („Ordonnantie op den Raad voor de Scheepvaart").
IN NAAM DER KONINGIN!
D E G O U V E R N E U R - G E N E R A A L V A N N E D E R L A N D S C H - I N D I Ë ,
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut!
doet te weten:
Dat Hij ten behoeve van alle bevolkingsgroepen bij ordonnantie willende regelen de bevoegdheden en werkwijze van den raad voor de scheepvaart;
Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord en in overeenstem
ming met den Volksraad;
Heeft goedgevonden en verstaan:
Artikel I.
Vast te stellen de navolgende ordonnantie op den raad voor de scheepvaart.
Artikel 1.
Er is een raad voor de scheepvaart, welke:
le. een onderzoek instelt en beslissingen neemt als bedoeld in artikel 22 leden 4, 7, 8 en 11 van de Schepenordonnantie 1927 (Staatsblad No. 33).
2e. oordeelt in gevallen als bedoeld in artikel 373a van het wet
boek van koophandel.
3e. een onderzoek instelt of een oordeel uitspreekt in alle gevallen, waarin zulks bij eenige wettelijke bepaling aan hem wordt opgedragen.
De raad kan geen andere beslissingen nemen dan die, welke in de regeling toepasselijk op de door hem te onderzoeken of te behandelen gevallen zijn voorzien.
Artikel 2.
De raad bestaat uit een lid tevens voorzitter, die moet zgn hoofd- (of vlag-) officier of oud-hoofd (of vlag-) officier der Koninklijke Marine, bjj voorkeur lid van het Hoog Militair Gerechtshof, vijf vaste leden, en wel, een rechtsgeleerde, de havenmeester te Tandjoeng Priok en drie kapiteins of oud-kapiteins ter koopvaardij dan wel twee kapiteins of oud-kapiteins ter koop
vaardij en een gezaghebber of oud-gezaghebber bij de Gouverne- ments Marine, alsmede een buitengewoon lid dat moet zyn scheepswerktuigkundige of oud-scheepswerktuigkundige; het buitengewone lid neemt slechts zitting indien de voorzitter of de raad van ooi'deel is dat zij11 tegenwoordigheid door den aard van het te behandelen geval wenschelijk wordt gemaakt.
Als plaatsvervangend lid tevens voorzitter treedt op een hoofd- (of vlag-) officier der Koninklijke Marine.
Als secretaris van den raad treedt op de havenmeester te Tandjoeng Priok, lid van den raad, aan wien door den Hoofd
inspecteur, Hoofd van den dienst van scheepvaart, voor zoover in overleg met den voorzitter noodig wordt geacht, een ambtenaar wordt toegevoegd. Bjj ontstentenis of verhindering van den havenmeester kiest de raad iiit zijn leden een tijdelijk vervanger.
De benoeming van de niet-ambtshalve zitting hebbende leden van den raad geschiedt door den Gouverneur-Generaal.
Hetgeen in deze ordonnantie verder wordt bepaald ten aanzien van de leden geldt eveneens voor het buitengewone lid.
Artikel 3.
De raad houdt zitting te Batavia.
De vergaderingen vinden zoo dikwerf plaats als daartoe aan
leiding bestaat, en worden belegd door den voorzitter, die de leden zoo tijdig mogelgk door den secretaris doet oproepen by brieven welke de te behandelen punten kortelijks zullen inhouden.
Na het ontvangen van een uitnoodiging als bedoeld in artikel 22 lid 4 van de Schepenordonnantie 1927, of van een klacht als bedoeld in artikel 373a van het wetboek van koophandel, zal de raad zoo spoedig mogelyk vergaderen en een onderzoek instellen.
De zittingen van den raad worden in het openbaar gehouden tenzij, hg, om in de uitspraak te vermelden redenen mocht besluiten de behandeling van een zaak geheel of gedeeltelik met gesloten deuren te doen plaats hebben.
Artikel 4.
De voorzitter en de leden van den raad voor de scheepvaart leggen, alvorens zitting te kunnen nemen, in handen van den resident van Batavia, den navolgenden eed af:
„Ik zweer (beloof), dat ik het ambt van voorzitter (lid) van
„den raad voor de scheepvaart ter goeder trouw met alle vlgt
„en naarstigheid en geheimhouding van de in den raad plaats
„te vinden overwegingen zal waarnemen; dat ik mij in alle zaken
„bij den raad voorkomende zal gedragen met alle oprechtheid,
„eerlykheid en onz^digheid, zonder daarin aan de partijen toe te
„dragen eenige gunst of ongunst, en zonder mij daarvan te laten
„aftrekken door eenige beweegredenen hoegenaamd; en dat ik,
„zooveel eenigszins in mijn vermogen is, de voorschriften der
„wettelijke bepalingen in de uitoefening mijner functiën zal in
„acht nemen en nakomen".
Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig (dat beloof ik).
Artikel 5.
De raad doet de betrokkenen als regel in persoon voor zich komen om hun zoo noodig een verhoor af te nemen en om hen in de gelegenheid te stellen te hunner verdediging aan te voeren, wat zij daartoe dienstig oordeelen.
Zjjn naar het oordeel van den raad aan het in persoon ver
schijnen van de betrokkenen te groote bezwaren verbonden dan stelt hg hen, indien daartoe aanleiding bestaat onder toezending van de noodige vraagpunten, in de gelegenheid om schriftelijk de door hen noodig geachte gegevens en opmerkingen te zijner kennis te brengen.
De raad heeft de bevoegdheid om met alle bij de aangelegenheid betrokken personen briefwisseling te voeren en om als hij dit tot een grondig onderzoek nuttig en noodig zal achten, getuigen en deskundigen op te roepen.
Getuigen en deskundigen leggen, alvorens zij gehoord worden en nadat de voorzitter hen op de gevolgen van meineed gewezen heeft, in diens handen den eed af, de eersten dat zij de waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen, de laatstgenoemden dat zij hun verslag naar eer en geweten en overeenkomstig hun beste wetenschap zullen uitbrengen.
De raad heeft de bevoegdheid om de overlegging te vorderen van alle bescheiden, als journalen, strafregisters enz., die betrek
king hebben op de door hem te beoordeelen aangelegenheden.
Aan de getuigen en deskundigen wordt, zoo zij dit verlangen, door den raad toegelegd eene schadeloosstelling naar den maatstaf van de bestaande tarieven der vergoeding aan getuigen en des
kundigen in strafzaken. In buitengewone gevallen kan de raad aan den Gouverneur-Generaal, door tusschenkomst van den directeur van Justitie, een voordracht doen tot verhooging van deze schadeloosstelling.
Indien naar het oordeel van den raad aan het in persoon verschijnen van getuigen te groote Bezwaren zijn verbonden, zullen zij, zoo mogelijk onder eede, gehoord worden op vraagpunten, door den landrechter of den residentierechter, en op plaatsen waar geen zoodanig ambtenaar is bescheiden, door het hoofd van plaatselijk bestuur hunner woon- of verblijfplaats.
Voor het geval dat de getuigenis van buiten Nederlandsch-Indië verblijvende personen noodzakelijk is, wordt een rogatoire commissie, de te stellen vragen inhoudende, door den raad toege
zonden aan den directeur van Justitie.
Artikel 6.
Indien een onderzoek zal worden ingesteld naar de geschiktheid van een kapitein of scheepsofficier of big een onderzoek naar de oorzaak van een scheepsramp tevens een onderzoek zal worden ingesteld naar de schuld van de daarbij betrokken personen, doet de voorzitter den betrokkenen een afschrift van deze beslissing beteekenen.
Betrokkenen hebben het recht zich door een raadsman te doen bestaan of zich te doen vertegenwoordigen door een bijzonder voor dit doel gemachtigde, behoudens de bevoegdheid van den raad om de betrokkenen in persoon voor zich te doen komen.
Wanneer de betrokkene, behoorlijk opgeroepen, niet persoonlijk oi nij gemachtigde voor den raad is verschenen, wordt verstek tegen hem verleend en het onderzoek buiten zijn tegenwoordigheid gehou
den en te zijnen aanzien beslist.
Heeft de behandeling van de zaak plaats gehad buiten tegen
woordigheid van betrokkene of diens gemachtigde, dan kan hij binnen drie maanden na de beteekening van de uitspraak aan hem m persoon daartegen verzet doen bij een schriftelijke memorie, ïn te dienen bij den 'voorzitter. Het verzet schorst de ten uitvoerleg
ging met.
De raad is in het geval bedoeld in het vorig lid bevoegd het onderzoek te heropenen of na den betrokkene in de gelegenheid te hebben gesteld zijne memorie mondeling toe te lichten, dadelijk
einduitspraak te doen. Wordt bij de einduitspraak na gedaan ver
zet, het ontnemen van de bevoegdheid niet gehandhaafd, dan wordt do bevoegdheid geacht niet te zijn ontnomen.
Artikel 7.
Alle briefwisseling van den raad uitgaande, zal de ondertee- keningen van den voorzitter en van den secretaris dragen.
Artikel 8.
De raad wordt door den voorzitter en bij ontstentenis of verhin
dering van dezen door den plaatsvervangend voorzitter en bij ont
stentenis of verhindering ook van dezen door het oudste lid (naar benoeming) voorgezeten. De raad wordt geacht voltallig te zijn als er, behalve het voorzittend lid, twee leden ter vergadering tegen
woordig zyn, zullende bij elke te houden vergadering de aanwe
zigen vóór het openen der vergadering de presentielijst, onder
teekenen.
Artikel 9.
Bij elke vergadering zullen notulen gehouden worden; die van de laatst voorgaande vergadering zullen onmiddellijk na het openen der volgende worden voorgelezen en, daarop geene aanmerkingen gemaakt wordende of op de aanmerkingen gelet zijnde, door den voorzitter voor goedgekeurd worden geteekend.
Artikel 10.
De raad besluit by meerderheid van stemmen; in alle zaken zal de voorzitter hoofdelijke omvraag doen, beginnende bij het jongst benoemde lid. De voorzitter brengt het laatste zijne stem uit, welke in geval van staking der stemmen beslissend is. Geen afwe- zend lid kan zijne stem hetzij door een zijner medeleden, hetzij door schriftelijke indiening uitbrengen of doen gelden.
Artikel 11.
De uitspraken van den raad worden in het openbaar gedaan;
zij worden door den voorzitter en alle leden van den raad, die aan het onderzoek hebben deelgenomen, binnen vier en twintig uren nadat zij zijn uitgesproken, onderteekend.
Artikel 12.
De uitspraken van den raad benevens zijne verdere handelingen zijn aan geen andere vormen gebonden, dan in deze ordonnantie zijn bepaald; zijn uitspraken moeten steeds de gronden inhouden waarop zij berusten, en voor het geval een maatregel van tucht wordt toegepast, eene veroordeeling in de kosten.
Wanneer een maatregel van tucht bij eenzelfde uitspraak terzake
\an dezelfde zaak wordt toegepast op twee of meer personen, worden deze hoofdelijk in de kosten veroordeeld.
Artikel 13.
. ^e uitspraken van den raad zullen ter griffie van den raad van justitie te Batavia worden nedergelegd, waar de belanghebbenden desverkiezende, inzage of afschrift van de uitspraak kunnen
bekomen; de voorzitter zal zorgdragen dat, alvorens die neder- cgging plaats hebbe, de noodige afschriften van de uitspraak' wor
den gemaakt teneinde deze in te zenden aan de departementen van Justitie en Marine.
Artikel 14.
Indien de raad het noodig oordeelt, om welke reden ook, een commissie uit zijn midden te benoemen, zal zulk eene commissie bestaan uit drie leden, hebbende deze leden, wanneer zy zich voor een plaatselijk onderzoek naar elders moeten begeven, landsdienaar zijnde, aanspraak op vergoeding van gemaakte reis- en verblijf
kosten op den voet der bestaande bepalingen, en niet zijnde lands
dienaar, aanspraak op vergoeding van de gemaakte reiskosten op den voet van evenbedoelde bepalingen en op een schadeloosstelling van ƒ 20 daags.
Artikel 15.
De leden van den raad zich tijdelijk buiten Batavia begevende, zullen hiervan, zoowel als van hunne terugkomst, aan den voor
zitter kennis geven.
In geval van tijdelijke verwijdering van den voorzitter doet deze gelijke kennisgeving aan den plaatsvervangend voorzitter.
Artikel 16.
Bij het ontstaan van eene vacature in den raad doet de voorzitter daarvan mededeeling aan den commandant der zeemacht en hoofd van het departement der Marine die daarop eene voordracht ter vervulling van de vacature doet.
Artikel 17.
De voorzitter, de secretaris en de leden van den raad voor de scheepvaart genieten voor hunne werkzaamheden een schadeloos
stelling, welke door den Gouverneur-Generaal wordt vastgesteld.
Artikel 18.
Deze ordonnantie kan worden aangehaald als: Ordonnantie op den raad voor de scheepvaart.
Artikel II.
In te trekken:
a. de ordonnantie van 14 Juli 1873 (Staatsblad No. 119) houdende bepalingen omtrent de huishouding en tucht op de Nederlandsch- Indische koopvaardijschepen;
b . de instructie voor den voorzitter en de leden van den raad voor de scheepvaart vastgesteld bij Regeeringsverordening van 16 Juni 1928 (Staatsblad No. 215).
Artikel III.
O v e r g a n g s b e p a l i n g .
Zaken, welke reeds bij den raad voor de scheepvaart waren voorgebracht op het oogenblik van de in werking treding van deze ordonnantie, worden behandeld overeenkomstig de vroeger gelden
de regeling.
Artikel IV.
S l o t b e p a l i n g .
Deze ordonnantie treedt in werking op een nader door den Gouverneur-Generaal te bepalen tijdstip.
En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze in het Staatsblad van Nederlandsch-Indië worden geplaatst.
Gedaan te Buitenzorg, den 27sten April 1934.
DE JONGE.
De Algemeene Secretaris, P. J. GERKE.
Uitgegeven den vierden Mei 1934.
De Algemeene Secretaris, P. J. GERKE.
(Besluit van den Gouverneur-Generaal van 27 April 1934 no. 24).